Modellen to go

28/08/2014 Door Rick Lindeman

Deze week bezoek ik de faciliteer training van Workshop to Go op Uitnodiging. Reinoud Karssenberg, Marc van der Linden en Femke Hamburger baseren ze sterk op de modellen van MG Taylor. Daar er geen mooie Nederlandse samenvatting van deze modellen is, doe ik hier een poging.

De modellen bieden een aantal houvast om te zien waar je het nu eigenlijk over hebt, waar je in het proces ziet en wie je daar bij nodig hebben.

1. Zeven fasen van het creatieve proces.

MG Taylor ziet in zijn basis model het innovatie proces als een cyclus. Hij onderscheid allereerst de fase van identiteit, visie ontwikkeling, intent, en inzichten. Deze fasen noemt hij samen “Creating the problem”. Als je hier met een service design bril naar kijkt zou je dit als eerste diamant van de dubbele diamant kunnen zien. Het onderzoeken van de context valt hier bijvoorbeeld ook onder. De inzichten die je verzameld kunnen betekenen dat je bijvoorbeeld weer opnieuw een visie gaat ontwikkelen

De tweede helft is de gebruikshelft, die bestaat uit het ontwerpen, het bouwen en het gebruiken van het innovatieve product. De tweede helft zorgt weer voor een nieuwe situatie ‘conditie’ voor de eerste helft om weer een nieuwe visie op te bouwen. Zo gaat de cirkel rond. De eerste fase is vooral individueel

– De identiteitsfase gaat om het beschrijven van het systeem.
– De visie gaat over hoe het systeem (op alle vantage points, zie hieronder) straks gaat werken
– De intent gaat over het communiceren van dat systeem
– Inzicht gaat over het leren hierover, en het ontdekken en ontwerpen van een manier om de visie te realiseren
– In de ontwerp (engineering) fase gaat het o het uitwerken en testen van de bedachte manieren
– Bouwen gaat om het daadwerkelijk bouwen van een eerste versie, of een organisatie om het voor elkaar te krijgen
– In de gebruiksfase is het nieuwe systeem daadwerkelijk actief en gebruiken alle stakeholders het.

2. Scan-Focus-Act

Scan-Focus-Act is het principe, dat om een probleem aan te pakken je eerst kijkt wat er allemaal te vinden is over een bepaalde uitdaging, dan gaat focussen op te toepassing in het bedrijf en prototypes gaan ontwikkelen, en dan pas in ‘ Act’ gaat beslissen wat je daadwerkelijk gaat doen. Uiteraard zijn er ook vaak lijnen die weer terugleiden. Deze basis ‘flow’ vind je vaak in workshops terug.

3. Vantage point.

Het vantage point model ziet eruit als een hoogte kaart, of een kaart van hoge drukgebieden. Idee is dat tussen de “isobaren” de verschillende niveau’s van een situatie worden weergeven. Van het taak niveau, via tactiek, strategie, naar de abstractere niveaus van cultuur en filosofie.

Dit model ligt ook dichtbij het model van Simon Sinek over Why-How-What. Moet je nu bij de filosofie beginnen en je raison d’être, of juist bij de dingen en taken die je praktisch kan aanpakken. Soms moet je gewoon een probleem oplossen. Dit model helpt je dan ook bijvoorbeeld bij te kijken welke groepen uit te nodigen, en wat nu eigenlijk het onderwerp, de entiteit, de discussie is.

4. ‘Spose

Het suppose gaat erover wanneer een bestaand systeem (bedrijf? groep? etc) iets nieuws tegenkomt. Inplaats van dat zich direct eigen te maken (incorporeren), wat vaak een barrière oproept en lang niet altijd een goed idee is, gaat om je voor te voor te stellen wat het zou betekenen voor ene bedrijf “Suppose” dat het daadwerkelijk zo gaat, wat betekent dat voor ons bedrijf? Op basis daarvan kan je betere beslissingen nemen.

5. Creating the problem

Dit model gaat over de definitie van wat het probleem nu eigenlijk is. Het probleem is hier vaak het verschil tussen de visie en de huidige situatie. Maar wat kijken we niet te snel naar een oplossing? Immers de visie kan voor de verschillende deelnemers iets anders betekenen. Bovendien is iets als ‘ik kan niet lezen’ of ‘ ik heb gene geld’ op zich zelf geen probleem maar een conditie. Immers het wordt pas een probleem als je daardoor een doel (voorlezen) niet kan bereiken. Dit sluit aan bij wat er bij de Logical Framework Analysis als Mantra wordt geroepen: Dat is geen probleem, maar een afwezige oplossing!

6. Drie katten

Persoonlijk is dit mijn favoriete model. In dit model wordt de Kat (waarschijnlijk naar aanleiding van zijn eerdere optreden in Schrödingers Kat, een gedachte experiment in de kwantummechanica) genomen als symbool over hoe je tegen een situatie kan aankijken.

Er is de echte kat, zoals hij daadwerkelijk is. Eigenlijk kunnen we die nooit echt in ons hoofd beetpakken. Onze ” Concept kat” zal altijd minder informatie bevatten dan de echte kat. Aan de andere kant is er ook nog de mechanische kat, die beschrijft hoe een kat werkt, als een model. Een kat zal dit doen, als deze situatie zie zich voordoet. Deze mechanische kan zal gebaseerd zijn op ons concept van de kat. Daarnaast kan het toetsen van dit model op de werkelijkheid, ons concept van wat een kat is verbeteren.

Het bewust zijn van dat deze drie katten er altijd zijn helpt ons, om te toetsen of ons concept wel klopt, om te leren van een model, en door ons de beperkingen van een concept te laten zien.